Marktonderzoek (Verhoeven).
14 cardsAll flashcards in this set (14)
Het analyseren van een probleem of situatie volgens een bepaald stappenplan.
De Hoofdvraag / probleemstelling.
De centrale vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven.
Populatie.
Alle eenheden (personen, zaken, organisaties etc.) waarover je in je onderzoek uitspraken wil doen.
Steekproef.
Selectie uit de populatie die de mogelijkheid krijgt om deel te nemen aan je onderzoek.
Representativiteit.
Vereiste om uitspraken te mogen generaliseren naar de populatie. (Het moet representatief zijn voor de gehele populatie).
Non-respons bias.
Personen die de vragenlijst hebben ingevuld verschillen van de personen die de vragenlijst niet hebben ingevuld en is het resultaat dus niet representatief.
(Bijv. Alleen tevreden klanten hebben de lijst ingevuld).
(Bijv. Alleen tevreden klanten hebben de lijst ingevuld).
Validiteit.
Hoe goed komt wat je hebt gemeten overeen met wat je wilde meten?
Betrouwbaarheid.
Als je je meting vaker zou doen, komt er dan hetzelfde uit?
Externe validiteit.
De mate waarin een steekproef in relevante kenmerken op de populatie lijkt (Kun je generaliseren?).
Modus.
Geeft aan welke score het meest voorkomt.
Mediaan.
De mediaan is (na ordening), de middelste score. Bij een even aantal scores: gemiddelde van 2 middelste scores.
Gemiddelde.
De waarde van alle scores optellen en delen door het aantal scores.
Range.
De range is de hoogste waarde minus de kleinste waarde in een getalenreeks.
Interkwartielafstand.
De spreiding van de middelste 50% van de waarnemingen.
Study now
